Bij factorbeleggen ga je dus niet zozeer kijken naar geografie en sector, maar eerder naar beleggingsstijlen die je in de portefeuille kan opnemen. Er wordt vooral gekeken naar de wetenschappelijke onderbouwing die een bepaalde factor interessant maakt om in te beleggen. Wat houden deze factoren in?
Belangrijkste factoren
- Momentum: aandelen die recent goed hebben gepresteerd, doen het meestal ook in de daaropvolgende periode beter dan andere aandelen. Een van de verklaringen hiervoor is gedrag dat we “verankering” noemen, namelijk het vasthouden aan gekende waarden en daardoor dezelfde aandelen blijven kopen.
- Waarde: hierbij worden vooral aandelen geselecteerd die een lage waardering hebben op vlak van koers/winst verhouding. De aandelen worden dus als ondergewaardeerd beschouwd. Het gevaar hierbij is dat aandelen worden opgenomen die goedkoop zijn vanwege problemen, de “distressed securities”.
- Lage volatiliteit: deze factor belegt in bedrijven met een lage volatiliteit. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat deze bedrijven betere rendementen halen dan bedrijven met hoge volatiliteit. Deze anomalie werd in 1972 aangetoond door Robert Haugen, financieel economist en pionier in kwantitatief investeren.
Research heeft aangetoond dat dergelijke factoren 80 procent van het rendement van een gecombineerde beleggingsportefeuille verklaren. Echter niet alle factoren zijn op hetzelfde moment interessant. Maar het is wel bewezen dat beleggen op basis van één of meerdere factoren waarde toevoegt.
Risico’s
Er zijn uiteraard ook risico’s verbonden aan factorbeleggen. Op korte of middellange termijn kunnen één of meerdere factoren achterblijven bij de markt. Als we bijvoorbeeld kijken naar de factor waarde, dan zien we dat deze periodes heeft waarin het rendement achterblijft bij een wereldwijde index.
Lees hier meer over beleggen: